Een mooi overzicht van het leven van Samuel van Hoogstraten, geplaatst in het Dordts Biografisch Woordenboek:
Geboren Dordrecht 2 augustus 1627; overleden aldaar 19 oktober 1678. Samuel van Hoogstraten was de zoon van kunstschilder en zilversmid Dirck van Hoogstraten (1596-1640) en Maeiken de Koning (1598-1645). Beide ouders waren doopsgezind. Samuel werd op 12 april 1648 als volwassene doopsgezind gedoopt. Hij huwde op 18 juni 1656 met Sara Balen (overleden 22 november 1678), nicht van stadskroniekschrijver Matthys Balen. Na hun huwelijk gingen zij over tot de Nederduitse gereformeerde (hervormde) kerk. Het huwelijk bleef kinderloos.
Samuel van Hoogstraten was kunstschilder, etser, dichter en kunsttheoreticus en een van de bekendste leerlingen van Rembrandt. Hoewel een bekend portretschilder, ging zijn belangstelling ook uit naar ‘trompe-l’oeil’ en perspectief. Trompe l’oeil is een wijze van schilderen van voorwerpen met veel perspectief en diepte waardoor de beschouwer de illusie heeft het afgebeelde voorwerp te kunnen pakken. Hij schreef de belangrijke verhandeling over de schilderkunst Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst; anders de zichtbaere werelt (1678). Zijn werk als schilder wist hij op vruchtbare wijze te combineren met de pen. Zijn leven lang presenteerde Van Hoogstraten zich als schilder-schrijver.
Twee jaar na de geboorte van Samuel vertrok het gezin Van Hoogstraten naar Den Haag waar Dirck van Hoogstraten lid werd van het Sint-Lucasgilde en een eigen atelier met leerlingen had. Samuel en zijn broer Jan leerden de eerste beginselen van de schilderkunst van hun vader. In augustus 1640 keerde Van Hoogstraten met zijn gezin terug naar Dordrecht waar hij zich als zilversmid vestigde in de Weeshuisstraat. Op 21 december 1640 overleed Dirck. Hij werd begraven in de Grote Kerk.
Omstreeks 1642 vertrok Samuel voor enkele jaren naar Amsterdam om in de leer te gaan bij Rembrandt. Waarschijnlijk was hij eind 1646 weer terug in Dordrecht. Op 12 april 1648 onderging Samuel, samen met zijn zuster Dina, de volwassendoop en werd hij aangenomen als lid van de Doopsgezinde Broederschap in de Lange Breestraat. Dat hij het schilderen afwisselde met het schrijven, blijkt uit de uitgave in januari 1648 van zijn gedichtenbundel Vryheit der Vereenighde Nederlanden, uitgegeven door Abraham Andriesz in Dordrecht. Niet lang daarna verscheen zijn boek Schoone Roseliin, of: De getrouwe liefde van Panthus, uitgegeven bij Jasper Gorisz in Dordrecht. In zijn ‘Aen den leser’ schreef hij: ‘De poësi is een suster, ja een lidt, van mijn godinne Pictura (schilderkunst), dieshalve heb wel veranderingh in de handelingh, maar niet in ’t verstant begaen’. Ook sloot hij zich aan bij de Dordtse kring van schrijvers en dichters, onder wie de Van Godewijcks, Van Somerens, Van Nispens en Johan van Beverwijck.
16 mei 1651 verliet Samuel van Hoogstraten Dordrecht voor een studiereis naar Wenen en Rome. In Wenen werd hij 6 augustus aan het hof van keizer Ferdinand III in audiëntie ontvangen, waar hij zijn kunnen toonde. Een levensecht geschilderd trompe l’oeil deed de keizer uitroepen: ‘Dit ist der eerste Maler die mir betrogen heeft’. Als ‘straf voor dat bedrog’ besloot de keizer het stilleven zelf te houden. Als beloning ontving Van Hoogstraten een medaille met het portret van de keizer aan een gouden ketting. Op de keerzijde van de medaille waren een weegschaal, zwaard, scepter en kruis afgebeeld en de spreuk ‘Firmamenta Regnorum’ (het hechte fundament der koninkrijken). Vervolgens vertrok hij naar Rome en keerde na een verblijf van enkele jaren terug in Wenen. Tijdens zijn verblijf in Wenen gaf zijn broer François in 1652 een door Samuel geschreven poëziebundel uit onder de titel Goude schalmey, met lofdichten van J. van Someren, P. van Godewijck, A. van Nispen en A. van Dorste, die allen tot de Dordtse dichtschool behoorden. Een andere broer van Samuel, de schilder Jan van Hoogstraten, die zich eveneens in Wenen ophield, werd getroffen door een beroerte en stierf daar op 19 mei 1654 op 24-jarige leeftijd.
In 1656 keerde Samuel terug in Dordrecht, waar hij lid werd van de Broederschap der Romeinen. Deze broederschap bestond voornamelijk uit welgestelden en kunstenaars die voor hun studie Rome hadden bezocht. Deze positie leverde hem een aantal belangrijke opdrachten op. Van Hoogstraten trad op 18 juni 1656 in het huwelijk met Sara Balen. Sara en Samuel sloten zich, na in de gereformeerde leer te zijn onderwezen door ds. Jacobus Lydius, aan bij de Nederduitse gereformeerde (hervormde) kerk. Na het afleggen van de meesterproef en de eed als meester-munter werd hij op 22 mei 1656 opgenomen in het serment van de Munt, het eedgenootschap van officieren (o.a. de muntmeester) en werklieden zoals munters en knapen. In 1657 schilderde hij een groepsportret van officieren en leden van het serment. De namen van de 13 geportretteerden staan, helaas voor een deel slecht leesbaar, op een strook papier die op een in perkament gebonden boek ligt.
In datzelfde jaar publiceerde hij een bewerkte vertaling van de Franse auteur Nicolas Faret L’honneste homme ou l’art de plaire à la courtonder de titel Den eerlyken jongeling. Dit uit 27 hoofdstukken bestaande werk werd opgedragen aan Adriaen van Blijenburgh (1616-1682), burgemeester en waardijn (vertegenwoordiger van de Staten van Holland) van de Munt. Als schilder zette hij een schilderschool op, die vermoedelijk gelegen was aan het Marktveld (het latere Scheffersplein). Door Van Hoogstraten opgeleide schilders waren onder meer Nicolaes Maes, Arent de Gelder, Godfried Schalken en Arnold Houbraken. Deze laatste beschreef het leven van Van Hoogstraten in zijn De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen. Uit de gegevens van Houbraken blijkt dat Van Hoogstraten op zijn ruime zolder door hem geschreven toneelstukken door zijn leerlingen liet opvoeren in tegenwoordigheid van ouders en goede bekenden. Samuel werd voor het eerst genoemd als provoost (een vooraanstaande en ervaren meester-munter met een vertrouwenspositie) van de Munt als hij op 5 oktober 1659 de belofte afneemt van Cornelis van Dalen als knaap van de Munt.
Tussen mei 1662 en eind 1667 verbleven Van Hoogstraten en zijn vrouw Sara in Londen, waar hij een veelgevraagd portrettist van vooraanstaande personen was. Naast portretten schilderde hij ook een aantal sterk perspectivisch werkende binnenplaatsen en trompe-l’oeilstukken. Tijdens zijn verblijf in Londen was hij getuige van de grote stadsbrand van 2 tot 5 september 1666, waarbij het middeleeuwse centrum met 87 kerken en 13.200 woningen voor 80 procent afbrandde. Van Hoogstraten wijdde aan deze ingrijpende gebeurtenis een gedicht De vliegende faem, met het droevig bescheit van den brand der stad Londen. In 1666, tijdens zijn verblijf in Londen, werd door Henricus Hondius in Den Haag een door Van Hoogstraten berijmd treurspel uitgegeven, getiteld Dieryk en Dorothé of de verlossing van Dordrecht. Eind 1667 keerde hij, na enige tijd in Den Haag te hebben gewoond en gewerkt als meester-schilder, terug naar Dordrecht en kocht voor 2.000 gulden een huis aan het Steegoversloot. Ook vatte Van Hoogstraten zijn taken voor de Munt weer op. Een jaar later werd hij betaald voor het maken van een tweede muntersstuk, waarop hij zichzelf afbeeldde met de door keizer Ferdinand III geschonken gouden ketting met medaille.
Als gevolg van ‘een lichaems-kwaal’ verslechterde zijn gezondheid. Samuel van Hoogstraten overleed 19 oktober 1678 en werd begraven in de Munterskapel in de Grote Kerk van Dordrecht, evenals zijn vrouw Sara, die een maand later, op 22 september 1678, overleed. Hun graf is niet meer aanwezig.
In 1678 verscheen van zijn hand het geschrift Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt. Van Hoogstraten toonde met dit boek de belangrijkste Nederlandse kunsttheoreticus te zijn van de zeventiende eeuw. De recente herontdekking en herwaardering van dit werk gaf de afgelopen decennia aanleiding tot een aantal belangrijke aan Van Hoogstraten en zijn ideeën gewijde dissertaties en publicaties. Onder andere Brusati (1993), Blanc (2008), Weststeijn (2008 en 2013) en De Mare (2012).
Bronnen en literatuur
NNBW 7, p. 836-838.
S. van Hoogstraten, Inleyding tot de hooge schoole der schilderkunst, anders de zichtbaere werelt (Rotterdam 1678).
A. van Houbraken, De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen, deel 2, p. 155-167 (‘s-Gravenhage 1753).
W. Dolk, Het serment van de Munt van Holland te Dordrecht II, in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie 1951, p. 47-106.
De Zichtbaere werelt, schilderkunst in de Gouden Eeuw in Hollands oudste stad, tentoonstellingscatalogus Dordrechts Museum (Zwolle 1992).
M. Roscam Abbing, De schilder & schrijver Samuel van Hoogstraten 1627-1678 (Leiden 1993).
Th. Weststeijn, The Visible World (Amsterdam 2008).
H. de Mare, Huiselijke taferelen. De veranderende rol van het beeld in de Gouden Eeuw (Nijmegen 2012).
Th. Weststeijn (ed.), The universal art of Samuel van Hoogstraten (1627-1678) (Chicago University Press 2013).
Auteur: Herman A. van Duinen (juli 2013)
Bron: Regionaal Archief Dordrecht